DSC00286 kopie

Het Drents heideschaap

Dit artikel gaat over het Drents heideschaap. Het oudste schapenras van ons land, dat vlak na de Tweede Wereldoorlog bijna was uitgestorven.

Bij Drenthe gaan de gedachten uit naar hunebedden, turfsteken, heide en schapen. Wat betreft hunebedden is dat terecht, behalve twee hunebedden in Groningen staan de overige 54 allemaal in deze provincie. Bij turfsteken is het al een ander verhaal. In die provincie mag dan wel veel veen zijn afgegraven, dat gebeurde de laatste eeuwen eveneens in grote delen van Groningen, Friesland en Overijssel. Ga je 3.500 jaar terug in de tijd, dan waren alle kustprovincies nagenoeg volledig bedekt met veen en in de overige provincies bevonden zich eveneens grote veengebieden. Met andere woorden, turfsteken gebeurde toentertijd waarschijnlijk overal.

Blijven heide en schapen over. Die twee beperken zich niet uitsluitend tot Drenthe. Zo heb je op de Veluwe en in Brabant grote heidevelden en Texel is toch vooral bekend om zijn specifieke schapenras. Wat wel uniek is, is de combinatie van Drenthe, heide en schapen. Daarmee kom je automatisch terecht bij het Drents heideschaap. Dat is het oudste schapenras van ons land, dat zo’n 6.000 jaar geleden met emigranten hier terecht is gekomen. Het is zelfs het oudste schapenras van het vaste land van West-Europa. Overigens begon de domesticatie van het schaap ruim 10.000 jaar geleden in het huidige Midden-Oosten. Daarmee is het na de hond het oudst gedomesticeerd huisdier.


In tegenstelling tot de moderne schapenrassen kan het Drentse heideschaap zich heel goed redden op de schrale heidegronden. Die gronden waren de vorige eeuwen ruim voorradig. Vanuit het dorp ging een gescheperde kudde, dat is onder leiding van een herder met zijn honden, naar de zogenaamde woeste gronden. Daar aten de schapen de gehele dag en kwamen aan het eind van de dag met een volle maag terug in de schaapskooi. Zo’n schaap woog aan het begin van de dag ongeveer 20 kg, na een dag op de hei kon dat gewicht oplopen tot wel 25 kg!

’s Nachts gingen de schapen in de potstal aan de slag met de vertering van hun volle maag. Logischerwijs kwam daar de nodige ontlasting bij vrij. Die kwam op de vloer terecht en vermengde daar met de heideplaggen en/of het stro. Zo ontstond in de loop van meerdere maanden een dikke, mestrijke laag. In het voorjaar bemestten de boeren daarmee hun akkers (de essen) even buiten het dorp. Zonder deze schapenmest was het telen van gewassen op de schrale (zand)gronden nagenoeg onmogelijk. Al met al heeft het Drentse heideschaap bijgedragen aan de ontginning van Drenthe.

Raskenmerken
Volgens het boek Handleiding tot de Inlandse Schaaps-teelt uit 1835 wordt het Drents heideschaap omschreven als het kleine langstaartige Schaap met horens. Uit deze handleiding komt de volgende letterlijke omschrijving:

Het derde ras van Schapen, in ons land bestaande, hetwelk minder algemeen verspreid is, onderscheidt zich niet alleen door eene kleinere en minder kloeke gestalte, maar ook door de lange, grove, harde, en harige wol. Vele dezer Schapen bezitten eene tweesoortige wol, namelijk bovenwol, welke grof en langharig is en kortere, fijnere of pluim-wol, welke door de eerste bedekt wordt.

Even verderop:

Het heeft een langen, ruigen staart. Dat dit Schaap, ten grootsten getale in de Provincie Drenthe bestaat, wordende hier in vrij aanzienlijke kudden gehouden, is hetzelfde, in ons land, algemeen bekend onder den naam van het Drentsche ras.

Tegenwoordig is het Drents heideschaap bekend als een vrij klein schaap dat nog dicht bij de natuur staat. Hij is levendig, attent en nieuwsgierig van aard, bezit een prettig karakter, verlangt weinig zorg en kent een hoge mate van zelfredzaamheid. Het dier heeft een slanke bouw met een schofthoogte van 60 cm en staat op ranke poten. De lange staart is rijkelijk voorzien van wol en reikt voorbij zijn hak. De harige vacht is veelkleurig, dat bestaat uit een mengelmoes van allerlei tinten, variërend van wit tot zwart. De ram heeft twee, schuin naar achteren en naar buiten gerichte, spiralende hoorns. De ooi heeft meestal korte hoorns, vrij recht en naar achteren gebogen. Vroeger kwamen hoornloze ooien veel meer voor, maar door het specifiek fokken op gehoornde ooien komt hoornloosheid nauwelijks meer voor. Het schaap is, net als het rund, de geit en het hert, een herkauwer en valt onder de evenhoevige zoogdieren. Qua leeftijd kan het schaap onder gunstige omstandigheden de 20 jaar aantikken, gebruikelijker is 15 jaar.


De dektijd loopt globaal van oktober tot en met december. Bij veel schapenrassen zie je in die periode een ram met een gekleurd blok onder zijn buik, zodat de schapenhouder kan nagaan welke ooien gedekt zijn. Bij het Drents heideschaap gaat dat niet op die manier, daar lopen er meerdere rammen in een kudde. Het administreren van individuele dekkingen is namelijk duur en arbeidsintensief. Daarnaast bepaalt de ooi zelf door welke ram zij zich laat dekken. Het inzetten van meerdere rammen tegelijkertijd heeft enkele aantrekkelijke kanten, speciaal in een grote kudde op de heide: de natuurlijke selectie in het oorspronkelijke biotoop helpt de juiste eigenschappen in dit ras te bewaren en te versterken.

Na een draagtijd vijf maanden minus één week komen de lammeren ter wereld. Zo’n tien dagen voor het werpen begint de uier van de ooi al op te zwellen. Normaal gesproken krijgt een ooi een of twee lammeren. Het probleemloos aflammeren is een kenmerk van dit “natuurschaap”. Zoals bij hoefdieren zouden de lammeren gelijk met de kudde mee kunnen lopen. In de praktijk blijven moeder en kind echter een tijdje in de schaapskooi.

Schaapproducten
Het Drents heideschaap zou in principe de producent kunnen zijn van een wollen kersttrui of een lamskotelet op het bord, tegenwoordig is hij vooral van belang voor de begrazing van heidevelden. Hij kan zich gemakkelijk in minder toegankelijke natuurgebieden bewegen en daarbij lange afstanden afleggen. Zijn wol en vlees zijn vandaag de dag beiden ook nog in gebruik. Door de ruigheid en de vele kleurvariaties van zijn wol zijn de meeste gesponnen bolletjes uniek van kleur en samenstelling. Het vlees schijnt van uitstekende kwaliteit te zijn en is in 2009 erkend als culinair streekproduct in de Slow Food Ark van de Smaak.

Naast de wol en het vlees staan schapen ook bekend om de volgende producten:

  • Melk: van speciale melkschapen maken ze daarmee enkele bekende schapenkazen, zoals Italiaanse pecorino, Franse roquefort en Griekse feta.
  • Huid: daarvan maakt men schapenleren meubels en handschoenen. Daarnaast ligt in menig huishouden de huid plus vacht als vloerkleed.
  • Hoorn: met die van een ram kun je een blaasinstrument maken, zoals de sjofar bij joodse erediensten.
  • Botten: in het verleden in gebruik als gereedschap, sieraad of muziekinstrument.
  • Maag: tegenwoordig nog een ingrediënt bij enkele gerechten, zoals het Schotse haggis en het Marokkaanse douara.
  • Darmen: was vroeger de voorloper van het huidige condoom en als snaar voor muziekinstrumenten. Tegenwoordig dient het als een omhulsel voor smalle worstjes. Het schijnt dat schapendarmen de “echte” knak geven bij knakworstjes.

Bijna verdwenen
Op 2 juli 1909 vonden twee Duitsers, Fritz Haber en Carl Bosch, de kunstmest uit. Dit had tot gevolg dat de schapenmest uit de potstal niet meer nodig was. De ontginningen volgden elkaar daarna sneller op en schapen waren min of meer overbodig. Sinds de opkomst van de kunstmest zijn sommige schapenrassen doorgefokt als vleesras of dreigden in Nederland uit te sterven. Het Drents heideschaap is vele jaren de dans ontsprongen omdat de laatste kudde bij Kraloo rondliep. Dit buurtschap lag redelijk afgelegen voor de toevoer van kunstmest en men was daar redelijk conservatief van aard en daardoor vasthield aan de productie van stalmest voor bemesting.

Berend Scholtmeijer was de laatste scheper van Kraloo, wat nu deel uitmaakt van het huidige Dwingelderveld. Echter in 1946 gaf hij er de brui aan en de kudde werd verkocht aan de exportslachterij. Men begon toen in te zien dat het Drents heideschaap op den duur zou kunnen verdwijnen. Mede op basis van een rapport van professor van der Plank, directeur van het Zoölogisch Laboratorium te Utrecht, én op aandringen van de Meppeler Natuurbeschermingswacht stichtte men in 1949 een speciale kudde van dit ras in Ruinen. De schapen kwamen onder andere van Jacobus Hulzentop uit Echten, Wessel Luten uit Ruinen en Willem Huizing uit Emmen. De 19-jarige Wessel Luten werd de eerste scheper en Willem Huizing was zijn invaller.

Als huisvesting voor de pas gevormde kudde van ongeveer 120 beesten bouwde men in dat jaar een schaapskooi in Ruinen aan de Benderse. In deze schaapskooi, prachtig gelegen aan de rand van het Dwingelderveld en geheel in oude Drentse stijl, was plek voor ongeveer 250 schapen. Sinds 1985 bestaat de Nederlandse Fokkersvereniging het Drentse Heideschaap. Leden van deze vereniging die volgens het Fok- en Stamboekreglement (FSR) fokken krijgen de kwalificatie “stamboekfokker".

Na verloop van enkele tientallen jaren bleek de schaapskooi niet groot genoeg te zijn, vooral omdat men een grotere kudde verlangde. Daartoe bouwde men in 2017 een nieuwe, moderne schaapskooi naast de oude. Daar was ruimte voor 450 schapen, terwijl de oude schaapskooi dienst kon gaan doen voor de opvang van pasgeboren lammeren. Het beheer van beide schaapskooien is in handen van Stichting Het Drentse Heideschaap en Stichting Vrienden van de Schaapskudde Ruinen. Tevens zijn op die locatie een informatiecentrum en een uitkijktoren over het Dwingelderveld gebouwd. Aan de andere kant van het Dwingelderveld loopt sinds 1987 ook een kudde, in eigendom van Natuurmonumenten. Deze kudde was gevormd uit exemplaren van de “overkant” en had toentertijd als tijdelijke huisvesting een stal bij de Davidshoeve. In 1989 is vlak bij Lhee een eigen schaapskooi gebouwd.

Naast de twee hierboven genoemde kuddes lopen er inmiddels een aantal kuddes van het Drents heideschaap in ons land:

  • Holtingerveld tussen Havelte en Uffelte
  • Natuurgebied Molenveld bij Exloo
  • Balloërveld bij Balloo
  • Blaricummerheide bij Blaricum
  • Springendal / Dal van de Mosbeek in Mander
  • It Fryske Gea bij Bakkeveen
  • Holterberg bij Holten

Alle schapen zijn afstammelingen van de oorspronkelijke kudde uit 1949.

Tot slot
Met dank aan de beide herders op het Dwingelderveld, Johan Coelingh namens Natuurmonumenten en Michiel Poelenije namens Stichting Het Drentse Heideschaap. Verder komt de informatie van Albert Metselaar, uit een krantenknipsel van het Vrije Volk van 29 januari 1949 en diverse websites.