Kameelhalsvlieg

Een nauwe verwant van de gaasvlieg is de kameelhalsvlieg. Omstreeks deze tijd, gedurende de maanden april, mei en juni, zijn de volwassen exemplaren te vinden. U moet wel goed zoeken, want deze insecten zijn erg zeldzaam. De kameelhalsvlieg dank zijn naam het verlengde deel van zijn borststuk, dat enigszins op de hals van een kameel lijkt. Het achterlijf heeft een grote gelijkenis met de hierboven genoemde gaasvlieg. Er is een duidelijk verschil tussen een mannetje en een vrouwtje. De laatste heeft namelijk een lange legboor aan haar achterlijf. Daarmee legt ze haar eitjes in spleten en barsten van boomschors.

Onder losse boomschors of op takjes, vaak aan een bosrand, is de kameelhalsvlieg vooral te vinden. Op warme dagen houdt hij zich vaak op in de schaduw op kleine takjes, waar hij loert op prooidiertjes. Vanwege zijn geringe lichaamslengte en zijn voorkomen op houtige, schorsdragende planten jaagt hij voornamelijk op kleine insecten en hun larven die van de plant eten. Hij is vrijwel volledig carnivoor, hoewel hij soms stuifmeel nuttigt. Echter nooit andere plantendelen. Zijn larven leven van kleine, onder de boomschors levende insecten en andere kleine diertjes, zoals spinnen, mijten, springstaarten en stofluizen.

In Nederland komen zes soorten voor, met name op de zandgronden in de oostelijke provincies. Deze soorten hebben geen normale Nederlandse naam. Wereldwijd bestaat deze groep van insecten uit ruim 200 soorten. Ze komen vrijwel uitsluitend op het noordelijk halfrond voor, in de tropen zul je ze niet vinden. Dat heeft te maken met de omstandigheden waarbij de insecten zich kunnen ontwikkelen. Veel soorten hebben een koude periode nodig van rond het vriespunt om te kunnen verpoppen. Ontbreekt zo’n periode, dan kunnen ze zich niet ontwikkelen tot een volwassen insect en uiteindelijk ook niet voortplanten.